De logopedist doet uitgebreid onderzoek naar de taal en de spraak van het kind. Daarbij worden ondermeer gestandaardiseerde testen gebruikt. Verder kan er aanvullend onderzoek en eventueel behandeling door een kinderarts, KNO-arts of een multidisciplinair team op een audiologisch centrum nodig zijn.
De logopedische behandeling is indirect en/of direct. Bij een indirecte therapie legt de logopedist de ouders uit hoe ze het kind tot spreken kunnen stimuleren. Bij de directe logopedische behandeling staat de wisselwerking tussen kind en logopedist centraal. De logopedist traint het taalbegrip en verbetert het luistergedrag; er wordt gewerkt aan de woordenschat, de zinsbouw en de uitspraak. Bij kinderen die nog niet of nauwelijks spreken krijgen de voorwaarden om tot spreken te komen aandacht: het gebruiken van taal voor een bepaald doel, het imiteren van een ander, het oogcontact, het nemen van beurten. De ouders of verzorgers worden zoveel mogelijk bij de behandeling betrokken. In de therapie wordt rekening gehouden met de totale ontwikkeling van het kind, de eventuele bijkomende problemen en de mogelijkheden in het gezin van het kind.
Het resultaat van de behandeling hangt onder andere af van de oorzaak van de vertraagde ontwikkeling. In het algemeen geldt dat een vertraagde spraakontwikkeling goed te behandelen is, zeker als de problemen al op jonge leeftijd onderkend worden. Kinderen kunnen hiervoor al voor hun tweede levensjaar terecht bij de logopedist.
Deze tekst is aangeleverd door de NVLF, alle rechten voorbehouden.